FAQs
Zit je vraag er niet bij, neem dan contact op door een mail te sturen aan: vogelatlas@natuurpunt.be
Algemeen
Wat is een FAQ?
FAQ staat voor Frequently Asked Questions. Op deze pagina staan een aantal veel voorkomende vragen vermeld met daarachter het antwoord. Deze vragen zijn een aanvulling op de handleiding en de FAQ-pagina wordt met enige regelmaat vernieuwd en aangevuld.
Waarom komt er nu al weer een atlas? De vorige (broedvogel)atlas verscheen pas in 2004?
De Vlaamse vogelpopulaties veranderen in hoog tempo. Vanuit het natuurbeleid (zowel Vlaams als Europees) is er grote behoefte aan actuele en nauwkeurige gegevens over verspreiding en aantallen van vogels. Voor de wintergasten zal het de eerste keer zijn dat er een gebiedsdekkend beeld wordt verkregen. Hoog tijd dus voor nieuwe actuele gegevens van alle Vlaamse broedvogels en wintergasten.
Ik tel al jaren mee met ABV, BBV of Watervogeltellingen, moet ik daar mee stoppen en alleen voor de atlas gaan tellen?
Nee, als je al jaren meetelt aan een project dan willen we uiteraard dat je daarmee doorgaat, want het veldwerk dat al jaren op dezelfde wijze wordt uitgevoerd, levert de meest bruikbare gegevens op. Bovendien, de gegevens uit de meetnetten worden straks ook gebruikt voor de atlaskaarten, ze zijn daarvoor zelfs hard nodig! Als je genoeg tijd hebt kan je naast je normale tellingen overwegen om ook een atlasblok onder je hoede te nemen. We geven enkele tips hoe je de ABV- en Watervogelteling kan combineren met het atlaswerk.
Aanmelden
Hoe meld ik me aan?
Inloggen kan via je Sovon waarnemerscode. Ben je (nog) geen teller van Sovon of binnen het Avimap-project, dan kun je je online aanmelden op www.vogelatlas.be. Per mail ontvang je dan je waarnemerscode waarmee je altijd kunt inloggen.
Ik ben medeteller maar heb geen waarnemerscode.
Ook medetellers hebben een waarnemerscode nodig om hun telgegevens in te kunnen voeren. Als je vermoedt dat je al wel een code hebt, stuur dan een mail naar vogelatlas@natuurpunt.be
Moet je al teller zijn in een ander project om mee te mogen doen aan het atlasproject?
Nee, dat hoeft niet. Het is wel handig als je al bekend bent met bijvoorbeeld broedvogelinventarisaties of watervogeltellingen en een beetje weet welke telprojecten er allemaal zijn.
Ik heb geen computer, hoe kan ik toch meedoen?
Dit atlasproject gaat geheel online. Waarschijnlijk ken je wel iemand die een computer en internet heeft. Wij willen je vragen om bij hem of haar de gegevens online in te (laten) voeren.
Praktische problemen
Wat moet ik doen als deel van mijn atlasblok aan de overkant van een rivier of grote plas ligt?
Het liefste hebben we natuurlijk dat je het hele atlasblok voor je rekening neemt, maar in overleg met de ReCo is het mogelijk dat iemand anders daar gaat tellen.
Een groot deel van een van mijn kilometerhokken ligt in groot open water. Wat nu?
Tijdens de broedvogeltellingen hoef je groot open water niet te inventariseren, omdat er op open water geen vogels broeden.Verminder de vaste tijdsbesteding van een uur tijdens de kilometerhokbezoeken proportioneel. Tijdens de wintervogeltellingen doen plassen en meren natuurlijk wel mee omdat daar grote groepen (water)vogels kunnen rusten.
Moet ik bij de 5 minuten tellingen ook vogels noteren die op meer dan 500 m van het telpunt aanwezig zijn?
Nee, deze vallen dan buiten het kilometerhok en dus buiten je punttelling. Immers, je staat normaal gesproken ongeveer op het middelpunt van je kilometerhok, dus je telgebied bestrijkt maximaal 500 m in alle windrichtingen.
Mijn blok ligt in de grensstreek, wat moet ik doen?
Onderzoek in het atlasblok alleen het deel dat op Vlaams grondgebied ligt. Bij de selectie van kilometerhokken van het gouden grid is al rekening gehouden met grenssituaties. Geselecteerde kilometerhokken zijn alleen aangewezen indien tenminste 70% ervan op Vlaams gebied ligt. Onderzoek ook in dit geval alleen het Vlaamse deel en verminder de vaste tijdsbesteding van een uur proportioneel.
Veldwerk (theorie)
Ik ben een beginnende teller, kan ik meedoen aan het atlasproject?
Het atlaswerk vraagt een zekere basiskennis. Je wordt geacht het gros van de Vlaamse broedvogels en wintervogels op zicht én op zang te herkennen. Twijfel je over je capaciteiten, dan kun je altijd met een bevriende ervaren vogelaar meelopen om de fijne kneepjes van het inventariseren en tellen onder de knie te krijgen.
Moet ik elk jaar mijn geclaimde atlasblok opnieuw inventariseren?
Nee. Het is de bedoeling dat je een atlasblok in één broedseizoen en in één winterseizoen telt. Losse aanvullende waarnemingen in de jaren erna zijn uiteraard welkom.
Kan ik met meerdere mensen hetzelfde atlasblok tellen?
Met meerdere mensen één atlasblok tellen is mogelijk, maar er is altijd één hoofdteller die het aanspreekpunt is. De hoofdteller kan zelf aan zijn medetellers rechten toekennen om telgegevens in te kunnen voeren. De verderling van het veldwerk dient dan goed te worden opgevolgd.
Ik tel in een beschermd natuurgebied. Regelt Natuurpunt/Likona/INBO de vergunning bij de terreineigenaar om het terrein te mogen betreden?
Nee, tellers wordt verzocht zelf een vergunning te regelen bij de terreinbeheerder (liefst zwart op wit, bijv. door middel van een geprinte mail). Vanuit INBO is een brief naar ANB gestuurd om het atlasproject uit te leggen en onder de aandacht te brengen. Tevens leggen we het verzoek neer om mee te werken aan dit project en tellers die een vergunning komen aanvragen deze te verlenen. Je kan ook een verklaring van deelname aan het atlasproject mee het veld in nemen, om te kunnen overleggen aan de terreineigenaar (N.B. dit is geen vergunning, maar een verklaring!).
Wanneer moet ik tellen?
Bij het claimen van je atlasblok heb je aangegeven in welke jaar je denkt je winter- en broedvogeltellingen uit te voeren. Hieronder staan alle telperioden nog een keer overzichtelijk op een rij. (Onderzoek Gouden Grid = kilometerhok- en puntonderzoek)
Hoeveel tijd kost het onderzoeken van een volledig atlasblok?
Het Gouden Grid-onderzoek kost 2 (bezoeken) x 8 (km-hokken) = 16 uur (per seizoen). De aanvullende bezoeken om de soortenlijst van je atlasblok compleet te maken zijn deels afhankelijk van biotoop en telinspanningen. We adviseren om, per seizoen, minimaal 3x de overige km-hokken te bezoeken (b.v. 3 uur per keer). In het broedseizoen hoort daar ook minimaal één nachtbezoek bij. De meest praktische werkwijze is om per bezoek 4 uur km-hokonderzoek te doen en daarnaast enkele uren aanvullend atlasblokonderzoek. Zo kun je in ongeveer acht dagen een volledig atlasblok tellen. Grensblokken en blokken met groot open water kosten minder tijd.
Ik wil alleen de broedvogels of wintervogels tellen. Kan dat?
Als je een heel sterke voorkeur hebt voor alleen het broedvogeldeel of het wintervogeldeel, dan is dat bespreekbaar, maar we vragen je wel om dan (eventueel in overleg met de ReCo) te helpen zoeken naar iemand die het andere deel voor zijn/haar rekening neemt.
Ik heb belangstelling voor een atlasblok maar het is al geclaimd.
Laat je voorkeur aan de ReCo weten, mogelijk kun je met de andere teller samenwerken. Mocht het atlasblok toch niet geteld worden door de andere teller dan neemt de ReCo contact met jou op.
Ik heb moeite om de aantalsschattingen van het totaal aantal broedparen in mijn atlasblok te bepalen. Kan ik daar hulp bij krijgen?
Jazeker, in overleg met de ReCo is het natuurlijk mogelijk om daarin ondersteuning te krijgen. Mocht het desondanks niet lukken om schattingen te maken, laat het geen belemmering zijn om mee te doen of de gegevens in te voeren. Stuur je gegevens altijd in. Desnoods verzorgen regionale experts de schatting (in overleg met jou).
Kan ik mijn bijzondere waarneming ook onder embargo invoeren zodat de waarneming geheimgehouden blijft?
Ja dat kan. Bij sommige, vooral zeer zeldzame en/of kwetsbare soorten zal een waarnemer mogelijk reserves hebben om de observaties door te geven. Zal een (nieuw) broedgeval ter plaatse niet verstoord worden door bijvoorbeeld kwaadwillenden of een teveel aan belangstelling? Toch is het van groot belang dat ook deze broedgevallen gemeld worden. Het gaat immers om wezenlijke informatie over het voorkomen van bepaalde soorten; met vaagheid is niemand gediend. Waarnemers worden opgeroepen om broedgevallen van zeer zeldzame en/of kwetsbare soorten niet achter te houden, maar door te geven via de vogelatlas.be of via waarnemingen.be. In de atlassite kunnen enkel de ReCO en de Vlaamse Admins je waarnemingen zien. Op waarnemingen.be kan je aangeven of geheimhouding gewenst is door het instellen van een vervaging of embargo. Bedenk daarbij dat publicatie van broedgevallen meestal pas na de atlasperiode plaatsvindt; bovendien worden geen exacte locaties bekend gemaakt van soorten die als kwetsbaar worden beschouwd zoals Rode Wouw, Kwartelkoning en Visarend. Bij deze soorten wordt in publicaties alleen aan de regio gerefereerd.
Veldwerk (praktijk)
Welke soorten moet ik tellen?
In dit atlasproject worden alle in het wild voorkomende Vlaamse vogels geteld, dus ook zogenaamde exoten en (ontsnapte) verwilderde kooivogels die in de vrije natuur voorkomen.
Zijn er nog praktische veldwerktips?
-Gebruik voor het veldwerk een klembord met elastieken om je veldformulieren goed vast te zetten.
-Gebruik felle kleuren pennen of (watervaste) stiften om veldnotities te maken. Als het veldformulier nat wordt geven niet-watervaste stiften/pennen vlekken.
-Gebruik van een potlood is ook een mogelijkheid maar de grijze kleur kan deels wegvallen tegen de kleur van de kaarten.
-Verken je atlasblok en kilometerhokken van te voren zodat je tijdens het echte veldwerk niet voor verrassingen komt te staan (afgesloten terrein, wegomleggingen, ontbrekende paden in het bos die wel op de kaart staan etc.).
Waar kan ik de lijst met broedcodes vinden?
De lijst met broedcodes is terug te vinden op de achterzijde van de veldformulieren voor het broedseizoen. Voor het atlasproject zijn ze een beetje aangepast t.o.v. een reguliere broedvogelinventarisatie.
Welke broedcodes worden het meest gebruikt?
De meeste broedvogelwaarnemingen die je doet vallen onder enkele veel voorkomende broedcodes:
1 (Bijv. Bruine Kiekendief die laag over het riet vliegt in het voorjaar).
2 (Bijv. Zingende Gekraagde Roodstaart in een rijk begroeide parkachtige tuin).
3 (Bijv. Paartje Grauwe Gans dat eind maart op een met riet omzoomde plas zwemt).
12 (Bijv. een familie pas uitgevlogen Koolmezen met korte staartjes, of een Dodaars met piepende kuikens).
14 (Bijv. Merel met voer in de snavel op het gazon).
Moet ik groepen vogels tijdens de 5 minuten tellingen in de winter nauwkeurig tellen of schatten? Immers, nauwkeurig tellen gaat ten koste van de zuivere teltijd!?
Tijdens de 5 minuten telling schat je grof het aantal (dan heb je tenminste een getal indien de groep plots wegvliegt). Dat aantal noteer je op je veldformulier. Ben je klaar met je telling en de groep is nog steeds aanwezig, dan kun je de groep buiten de teltijd nauwkeurig tellen en dat aantal uiteindelijk invoeren.
Moet ik overvliegende vogels ook noteren?
Nee, in principe noteer je alleen vogels met terreinbinding. Dus (in de winter) een groep Wulpen bij een waterplas, een Merel in de dakgoot en een biddende Torenvalk boven een weiland. Een laag over de huizen jagende Sperwer telt dus wel mee, of (broedtijd) een foeragerend groepje Gierzwaluwen (hoog) boven de stad. Hoog overvliegende vogels die strak doorvliegen en geen aanstalten maken om binnen je hok te landen (geen gebiedsbinding), tellen niet mee voor dit atlasproject. Er is echter een uitzondering voor de winterperiode. Bij het atlasblokonderzoek kun je niet-gebiedsgebonden soorten invoeren (waarbij je geen broedcode selecteert) op de website om de soortenlijst van je atlasblok compleet te maken.
Hoe ziet een ingevuld veldformulier van een 2 x 5 minuten telling eruit?
Een voorbeeld van een 2 x 5 minutentelling is in de handleiding terug te vinden. Een vogel die ook (met zekerheid) in de tweede 5-minutenperiode wordt gezien, geef je aan door een cirkeltje eromheen te zetten. Plaats het cirkeltje op de plek van de eerste waarneming (dus tijdens de eerste 5-minutentelling), ook als hij zich inmiddels verplaatst heeft.
Hoe ga je om met mogelijke dubbeltellingen?
Bij twijfel noteer je altijd het hoogste waargenomen aantal van een soort tijdens een bezoek.
Wat moet ik doen als ik weet dat een soort ergens zit, maar ik kan hem niet vinden?
Van verschillende tellers krijgen we signalen dat ze enige moeite hebben met het feit dat ze tijdens hun tellingen niet alle soorten waarnemen, waarvan ze weten dat er zitten. Het is misschien verleidelijk om er een soortje 'bij te smokkelen' of de telling te verlengen tot hij gevonden is. We vragen uitdrukkelijk dat NIET te doen. De punt- en kilometerhoktelling zijn qua tijd begrensd om te kunnen bepalen wat de trefkans is om een soort in leefgebied 'x' tegen te komen. Deze kansberekening wordt minder nauwkeurig wanneer 'gesmokkeld' wordt met de telresultaten.
De aanvullende atlasbezoeken zijn er voor om de soortenlijst voor je atlasblok aan te vullen. Bovendien worden in de totaallijst ook de andere tellingen en 'losse' waarnemingen uit o.a. waarnemingen.be gepresenteerd. Noteer dus op je telformulieren wat je daadwerkelijk hebt geteld en niet wat je weet/denkt dat er zit.
Tijdens mijn telling kom ik een slaapplaats tegen. Moet ik die tellen?
Nee, slaapplaatsen hoeven in het kader van het atlasproject niet geteld te worden. Deze kun je uiteraard wel doorgeven via waarnemingen.be.
Wat doe ik met mogelijke doortrekkers tijdens het broedseizoen?
Hoe ga je om met een Tapuit die opduikt op een ogenschijnlijk geschikte broedlocatie, schrijf je die op en zo ja met welke broedcode? Een Tapuit in de duinen, schrijf je met broedcode 1 op (vogel in geschikt broedbiotoop), een foeragerende Tapuit op een akker telt niet mee. Uiteraard gebruik je als teller je gezonde verstand en doe je later in het seizoen nog een keer de moeite om hem terug te vinden. Ander voorbeeld: een zingend Paapje in een kruidenrijk grasland krijgt broedcode 2, een Paapje op een paaltje langs een akker doet niet mee.
Tijdens de voorjaarstrek (globaal vanaf begin april tot half mei) duiken op allerlei plekken steltlopers op. Ze tanken hier bij om vervolgens door te vliegen naar de broedgebieden in het noorden. In sommige gevallen blijven ze wat langer hangen en kunnen dan ook gaan baltsen. Noteer dit soort waarnemingen echter NIET want het gaat niet om broedvogels, maar eigenlijk alleen om vogels op trek. Let wel, is een baltsende Oeverloper begin juni nog aanwezig, dan wordt het natuurlijk wel zeer interessant om die zo goed mogelijk te documenteren, want dat zou op een broedgeval kunnen duiden.
Soortspecifieke richtlijnen
Wat zijn exoten, en welke tel je mee*?
Exoten zijn soorten die niet van nature in Vlaanderen thuishoren, maar er wel in verwilderde staat zijn aan te treffen. Sommige soorten komen ook tot broeden, in enkele gevallen (Grote Canadese Gans, Nijlgans, Halsbandparkiet) zelfs in grote aantallen. Het onderscheid tussen tamme en verwilderde vogels is niet altijd gemakkelijk. Vuistregel is dat vogels die binnen een hek zitten (bijv. parkje of collectie), geleewiekt zijn (onvolledige vleugel) of anderszins in hun vrijheid beperkt zijn, niet genoteerd worden. Vogels die zich vrij kunnen bewegen worden wel genoteerd, ook als ze zich bijv. in een stadspark of gracht ophouden maar naar elders kunnen vliegen. Kruisingen van tamme eenden x Wilde Eend noteren als Soepeend, kruisingen van tamme gans x Grauwe Gans noteren als Soepgans.
*Postduiven worden buiten beschouwing gelaten in het kader van de Vogelatlas (zie onder)
Wat is het verschil tussen een Stadsduif en Postduif/gedomesticeerde duif? En waarom zou je onderscheid maken?
De Stadsduif is een wilde vogel, in feite een Rotsduif die onderhevig is aan natuurlijke selectie. Postduiven en andere gedomesticeerde duiven stammen van Rotsduiven af, maar worden volledig gestuurd door menselijk handelen.
Stadsduiven zijn jaarrond bij bebouwing aanwezig, bv. op stations, bij pleinen en grote gebouwen. Vaak gaat het om stedelijk gebied, soms om meer geïsoleerde gebouwen (elektriciteitscentrales, graanoverslagbedrijven). Ze broeden desnoods onder ongunstige omstandigheden (jaarrond) en op ongunstige plekken (bijv. richels van flats, randen en donkere hoeken op het station), en zoeken hun voedsel doorgaans in de nabije omgeving.
Postduiven/gedomesticeerde duiven zijn duiven die gehouden worden door zogenaamde duivenmelkers. Postduiven vliegen regelmatig gezamenlijke rondjes boven een huizenblok om daarna weer naar de duiventil terug te keren. Vooral na vliegwedstrijden verdwalen de nodige (vooral jonge) vogels en kunnen dan overal opduiken. Postduiven hebben altijd een ring om. Postduiven zijn soms in gemengde groepen (bijv. met Hout- of Holenduiven) te vinden op akkers of weilanden ver buiten steden of dorpen. Ze komen niet tot broeden in de vrije natuur.
Losse tellingen & losse waarnemingen
Ik heb losse meldingen van een atlasblok dat al geteld is/wordt. Zijn deze zinvol om door te geven?
Ja! Alle losse meldingen vormen een welkome aanvulling op de gegevens, deze kunnen worden doorgegeven via waarnemingen.be. Wel dien je de warneming zo volledig mogelijk in te voeren, dus incl. hoogst vastgestelde broedcode (eventueel ook geslacht) en precieze locatie (de pijl dient dus op de plaats van de vogel te worden geplaatst.
Kan ik ook een of enkele soorten inventariseren?
Ja en nee. Losse meldingen van schaarse of bijzondere soorten zijn altijd welkom. Ook van nachtvogels kunnen losse waarnemingen een belangrijke aanvulling vormen. Dit soort waarnemingen voer je bij voorkeur in via waarnemingen.be. Als je meedoet aan het atlas- of kilometerhokonderzoek, word je geacht alle soorten (dus ook nachtvogels) mee te nemen.
Waar moet ik in waarnemingen.be aangeven dat mijn gegevens mogen worden gebruikt voor de Vogelatlas?
Via Instellingen - Data delen (zowel bij keuzemogelijkheid 2 en 3 komen de gegevens bij de Vogelatlas terecht.)
Na het veldwerk
Hoe wordt de totaallijst van mijn atlasblok samengesteld?
Bij het maken van de totalen krijg je de waarnemingen uit onder andere waarnemingen.be binnen jouw atlasblok te zien. Na afloop van je tellingen stel je hieruit het totaaloverzicht samen van alle (getelde aantallen van) soorten die in je atlasblok zijn vastgesteld, dus ook gegevens die door anderen zijn aangeleverd. Mocht je twijfelen aan aantallen of gegevens van anderen, neem dan gerust contact op met je ReCo. Hij controleert ook jouw gegevens en eventuele aanpassingen worden weer met jou teruggekoppeld. Aan het eind van het project kun je nog een keer de gegevens uit andere jaren inzien om een gecombineerde lijst voor de hele Atlasperiode te maken.
Wat wordt er met mijn telgevens gedaan tijdens (en vooral ook na) de atlas?
Al je tellingen komen in de database terecht, worden bekeken en vervolgens gevalideerd om ze te kunnen gebruiken voor de analyses. Je verzamelde gegevens blijven opgeslagen en je hebt te allen tijden gelegenheid om je eigen gegevens in te zien of op te vragen.
Moet ik van alle soorten aan het einde van het seizoen een totaalschatting maken voor het hele atlasblok?
Nee, dat hoeft niet (maar mag wel). Voor de algemene soorten (de 'aanvinksoorten') kan dat behoorlijk lastig zijn en kun je het achterwege laten. Je kunt je beperken tot aantalsschattingen van de schaarse en zeldzame soorten.
Twijfels over andermans waarneming(en)?
Heb je van een bepaalde soort zelf geen waarnemingen gedaan, maar iemand anders wel via bv. waarnemingen.be, dan kun je op de kaart zien wie de waarnemer is geweest. Vertrouw je de waarneming niet, geef dan voor je schatting 'N: niet aanwezig' op, en zet een korte motivatie in het opmerkingenveld. Deze is enkel zichtbaar voor jezelf, de ReCo en de Vlaamse Admins.
Waar pas ik mijn planning aan?
Tijdens het claimen van het atlasblok heb je aangegeven wanneer je denkt de wintertellingen en de broedvogeltellingen te zullen gaan uitvoeren. Het kan zijn dat je die planning wilt aanpassen. Ga na inloggen naar 'Invoeren', 'Atlasblok telling' en dan onder 'overzicht tellingen', 'bekijk dashboard' kun je je eigen planning aanpassen.
Wat kan ik buiten de winter- en broedvogelperiode doen?
Na 1 maart is het niet meer de bedoeling om nog wintervogeltellingen uit te voeren, immers de broedvogelperiode is begonnen. Dus doe je tussen 1 en 31 maart tellingen of heb je losse waarnemingen voor je atlasblok, dan voer je die in als een broedvogeltelling en beoordeel je waarnemingen volgens de broedvogelcriteria. Het kilometeronderzoek binnen het Gouden Grid start op 1 april. Vanaf 1 december starten de wintertellingen weer.
Soortenlijst en aantalsschattingen per atlasblok
Wat ga ik straks schatten?
Je maakt na 1 september 2020 een schatting in aantalsklassen voor het hele broedseizoen, dus 1 (feb) maa 2020 - 31 aug 2020. Omdat de dataset de komende jaren wordt aangevuld (o.a. uit waarnemingen.be) wordt de teller aan het eind van de veldwerkperiode (in 2022) gevraagd de aantalsschatting nogmaals kritisch langs te lopen. Voor de wintervogels kan je met de schatting starten vanaf 1 maart 2021, voor de gegevens verzameld tussen 1 december 2020 en 28 februari 2021.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat elke atlasteller dezelfde uitgangspunten gaat hanteren bij de schattingen?
Er wordt nog gezorgd dat er achter de schatknop een link komt naar een apart deel van de FAQ-pagina, met specifieke informatie over het maken van de aantalsschattingen.
Hoe belangrijk is mijn aantalsschatting?
Er zijn verschillende analysemethodes om de aantallen vogels te berekenen. Zie hiervoor o.a. het artikel in Limosa, op de informatiepagina van de atlassite. De schatting van de atlasteller, die gevalideerd wordt door de ReCo als regionale vogelkenner, is een referentie.
Tel ik slaapplaatsen mee voor de atlasschatting?
Nee. Om dubbeltellingen te voorkomen worden die gescheiden verzameld en achteraf gebruikt bij de uiteindelijke analyses en soortbeschrijvingen. Voor hoogwatervluchtplaatsen geldt dezelfde werkwijze. De vogels kunnen immers een grote actieradius hebben en zich overdag (of bij laagwater) verspreiden over vele atlasblokken.
Moet ik een aantal schatten van overvliegende soorten?
Nee. Daarvoor wordt de categorie 'overvliegend' aan de aantalsklassen toegevoegd.
Waarom is de categorie '0' niet als aantalsklasse toegevoegd?
Een soort waar in de veldwerkperiode van het atlasblok geen geldige waarnemingen van zijn gedaan komt niet in de uiteindelijke soortenlijst.
Contact
Wie zijn de contactpersonen, of loopt alles via de VWGs?
De ReCo's zijn de belangrijkste contactpersonen bij jou in de regio. Bij hen kan je terecht voor allerhande vragen over de tellingen.
Kan ik meelopen met een atlasteller om ervaring op te doen?
Dat is over het algemeen best mogelijk. Neem daarvoor contact op met de ReCo.
Samenwerking
Moet ik ook zoogdieren of andere soortgroepen tellen?
Het atlaswerk concentreert zich op vogels, maar (losse) meldingen van bijvoorbeeld zoogdieren zijn altijd welkom en kunnen op waarnemingen.be ingevoerd worden. Het kost weinig extra moeite, (je bent immers toch al op pad) en levert wel veel extra informatie op.